Normatieve Arbeids Component (NAC) voor de praktijkhouder voldoet niet aan de uitgangspunten, zo krijgen we nooit extra praktijkhouders
Onlangs verscheen het ‘Onderzoeksrapport herijking van de arbeidskosten voor praktijkhouders werkzaam in de gecombineerde leefstijlinterventie, huisartsenzorg tandheelkunde, orthodontie en verloskunde.’ https://puc.overheid.nl/PUC/Handlers/DownloadDocument.ashx?identifier=PUC_764325_22&versienummer=1&type=pdf&ValChk=Zg87HnMtcnlY0-Ina6eAFpqw17qegIC9kmeb1fKvw5g1
De laatste keer dat een dergelijke functiewaardering plaatsvond, was in 2013 dus ruim 10 jaar geleden.
Volgens het rapport wordt in de opdracht voor het herijken van de NAC door de NZa specifieke aandacht gevraagd voor het nader onderbouwen van de toeslag voor ondernemerschap die in 2013 na vaststelling van de NAC is toegevoegd door de NZa. Maar precies dít is wat er niet gebeurt in dit rapport.
Om een marktreferentie te vinden vergelijkt het rapport de huisartsen namelijk met de CAO’s voor de ziekenhuizen, de VVT en de gehandicaptenzorg, ofwel met mensen in loondienst. De gevraagde onderbouwing van de toeslag voorhet ondernemerschap is in het hele rapport nergens te vinden.
Het rapport is niet transparant. Voor de huisarts komt het rapport uit op 374 punten, maar hoe tot dit puntentotaal wordt gekomen, is niet inzichtelijk. In elk geval is het beroep van orthodontist blijkbaar een stuk ingewikkelder, want dat levert 382 punten op. Ook hier is op geen enkele manier duidelijk hoeveel punten het ondernemerschap oplevert.
Dat veel huisartsen het praktijkhouderschap zwaar vinden, onder andere door de gespannen arbeidsmarkt, de huisvestingsproblemen, de wachtlijsten in de zorg en de verantwoordelijkheid voor de 24/7 uur zorg, zou dus in de beloning terug te vinden moeten zijn. Ook het rapport ziet deze extra taken van de huisarts-praktijkhouder, het heeft een hele pagina nodig om alle taken op te sommen.
In een markt waarbij er steeds minder praktijkhouders zijn, moet de huisarts-praktijkhouder ‘concurreren’ met de huisarts-waarnemer en is dát dus de relevante marktreferentie. Stel, twee huisarts-waarnemers werken nu ieder 30 uur per week en zij besluiten samen om praktijkhouder te worden. Dan willen ze natuurlijk ook weten wat die extra taken in financieel opzicht betekenen. Nu verdienen ze samen 2 (huisartsen) * 30 (uur) * 80 (euro) * 43,4 (weken) = € 208.320,- per jaar. Met hun gezamenlijke 60 uur zitten ze precies op de werkweek van een fulltime huisarts-praktijkhouder.
Omdat de NZa graag meer praktijkhouders wil (zie het IZA), is het niet logisch de huisarts die praktijkhouder wil worden, daar niet voor te belonen. En toch kiest de NZa daarvoor als zij besluit dit rapport te volgen.
Als het aan bureau Berenschot ligt, krijgen de twee waarnemers als ze praktijkhouder worden namelijk een NAC van € 194.352,- Dat is dus bijna € 14.000 minder dan met het huidige waarneemtarief valt te verdienen, terwijl ze er heel veel meer taken en verantwoordelijkheden bijkrijgen.
We mogen hopen dat de NZa dan maar zélf een toeslag voor het ondernemerschap toevoegt aan de voorgestelde NAC. Dat is niet alleen het recht van de NZa, het is ook haar plicht als marktmeester. De NZa moet zorgen dat er onder de huidige marktomstandigheden ook een financiële stimulans is, om al die extra taken te aanvaarden en praktijkhouder te worden. Als de NZa niets doet, is het idee extra praktijkhouders te krijgen bij voorbaat een illusie.
De Bevlogen Huisartsen willen dat huisartsen de ruimte hebben om goede zorg te leveren en het vertrouwen krijgen om te doen wat het beste is voor de patiënt. Dit doen we door zowel zorgverzekeraars als politiek te beïnvloeden. Steun ons en word donateur.